Blog

16
aug

Dankbaarheid, een leerproces (3)

De achterdocht, het verband tussen metafoor en symbool.

De achterdocht
Al sinds Descartes twijfelen we aan de dingen zoals ze zijn, omdat we weten dat de dingen anders verschijnen dan dat ze werkelijk zijn. Maar Descartes heeft ons nooit laten twijfelen aan het bewustzijn. Dat is zoals het verschijnt. Sinds de hermeneutiek van de achterdocht – zo goed beoefend door Marx Freud, Nietzsche – zijn we echter gaan twijfelen aan de gedachte dat betekenis en ons bewustzijn van die betekenis identiek, hetzelfde zou zijn. De meesters van de achterdocht hebben ons laten zien hoe we ons zelf misleiden met allerlei soorten valse argumenten en hoe we ons de werkelijkheid heel anders verbeelden dan dat ze werkelijk is. Door die valse argumenten aan de kaak te stellen openden ze de weg naar meer authenticiteit en waarheid en dat niet alleen door af te breken, maar ook door de ‘kunst van het interpreteren’ uit te vinden.

Op de plaats van het directe bewustzijn stellen de meesters van de achterdocht een exegese van de betekenis, die is verborgen in de expressies van het directe bewustzijn. Met behulp van de achterdocht ten aanzien van de façades komt er nu een diepe verborgen betekenis vrij die juist door die façades werd verduisterd. De meesters van de achterdocht proberen om de methode van hun onderzoek te laten samenvallen met hun object en daardoor is het vinden van een betekenis van iets interpretatie geworden: we zullen datgene moeten ontcijferen, waarin de verborgen betekenis zichzelf uitdrukt. En dit is dus analoog aan de symbolische kennis, waarin we door de letterlijke primaire betekenis heen een diepere verborgen betekenis kunnen bereiken. Altijd voorlopig en partieel, we zullen nooit de hele waarheid bezitten en bescheiden moeten blijven als het gaat om onze kennis. Maar onze kennis zal wel blijven groeien en ons bewustzijn zich blijvend verruimen als methode en object samenvallen en bewustzijn een zaak wordt van ‘verbergen en tonen’. Restloos samenvallen van deze twee sferen is niet mogelijk, hoewel dat wel het streven blijft van de interpretatie.

De relatie van metafoor en symbool
Metaforen zijn meestal georganiseerd in een netwerk van basis- en afgeleide metaforen. De basis- of primaire metaforen (God als de Eeuwige) houden de afgeleide metaforen – geleend uit de verschillende sferen van de menselijke ervaring, God als vader, koning, echtgenoot, heer, herder – bij elkaar, in evenwicht en levendig. In hun capaciteit om afgeleide metaforen aan te trekken kunnen de basismetaforen een oneindig aantal potentiële interpretaties opstarten op het begripsmatige niveau. En zo ontwikkelt zich een hiërarchie in het netwerk van metaforen, dat vergelijkbaar is met de hiërarchie in de sfeer van het symbool – primaire, mythische en rationele symbolen – en het lijkt erop dat op elk niveau van beide hiërarchieën het symbool vraagt om medewerking van de metafoor. Zo zou je dan ook metaforen kunnen zien als de uitwerkingen van het ‘materiaal’ dat door de symbolen wordt aangeleverd.

Symbolen hebben een surplus of meaning dat Ricœur opvat als ‘een residu van de letterlijke interpretatie’ (Ricœur, 1976, 55). Dit surplus verwijst naar een enorm uitgebreid veld van betekenis. Vele verschillende wetenschappelijke disciplines en de kunsten doen onderzoek in deze velden van betekenis, waarbij ze allemaal hun eigen symbolen gebruiken. Bovendien kan niet alle betekenis die aanwezig is in de verborgen lagen van het symbool op een directe manier met behulp van taal worden geïnterpreteerd, omdat een groot deel ervan zich bevindt in de vóór-talige en zelfs nog dieper in de vóór-semantische betekenislagen. En daarom zal er altijd een zekere spanning blijven bestaan tussen wat wel en wat niet door de wetenschap gekend, in de kunst gebruikt, en in de religie ‘gevoeld’ kan worden. Hoewel in het symbool er een zekere assimilatie, gelijkschakeling, tussen deze twee sferen werkzaam is, terwijl de metafoor juist het scheppen van nieuwe werkelijkheid door middel van taal beoogt, kun je de spanning in het symbool toch wel het beste vergelijken met de spanning die werkt in de metafoor.

En zo kun je de symbolische systemen voorstellen als een enorm reservoir vol betekenis, waarvan het metaforisch potentieel nog moet worden uitgedrukt. Symbolische ervaringen vragen om betekenisgeving en dit verzoek wordt ingewilligd door de metafoor op een beperkte en eindige manier. Zodoende zijn metaforen meer én minder dan symbolen. Meer, omdat datgene dat duister blijft in het symbool – vóór-talige en vóór-semantische betekenislagen en de oneindige correspondentie van de elementen – wordt verhelderd door de spanning in de metaforische uitdrukking. Maar de metafoor is ook minder dan het symbool, omdat zij niet meer is dan een linguïstische procedure waarin de symbolische rijkdom wordt gedeponeerd. ‘Metaforen zijn slechts het linguïstische oppervlak van de symbolen en zij danken hun kracht om de semantische betekenislaag te verbinden met de vóór-semantische betekenislagen in de dieptes van de menselijke ervaring aan de tweedimensionale structuur van het symbool’ (Ricœur, 1976, 69). De metafoor kan dus diepe en verborgen betekenis openbaren, maar vanwege het surplus aan betekenis in het symbool zal deze metaforische activiteit altijd beperkt en voorlopig blijven.

Onderwijs als het metaforisch potentieel van symbolische rijkdom
Ricœurs metafoor- en symbool theorie heeft een paar interessante en belangrijke implicaties voor leerprocessen. In de eerste plaats is waarheid altijd iets waarin we participeren, maar dat we nooit kunnen bezitten. In de tweede plaats verwijst taal naar werkelijkheid, ook al is dat op een partiële en voorlopige manier. Taal is niet een spelletje à la Derrida, waarin taal alleen naar zichzelf verwijst en naar de interne verschillen van gesloten systemen. Taal is verbonden met betekenis van en in de werkelijkheid. Taal ontvangt betekenis vanuit het symbool en schept betekenis met de metafoor.

Feuerbach stelde ooit: ‘de mens schiep God naar zijn beeld’. Ik denk dat Ricœur het daar gedeeltelijk mee eens was. Religies opereren op het niveau van de metafoor die de interpretatie uitdrukt van de primaire, de mythische en de rationele betekenis in de symbolische werkelijkheid. Religies – en de culturen waar zij uit voortkomen – geven betekenis aan de eeuwige strijd tussen goed en kwaad, maar altijd op een voorlopige basis. Geen snelle rationalisaties of ‘totale’ oplossingen van de symbolische werkelijkheid, juist de worstelingen hebben er waarde, want er is altijd meer onder de oppervlakte dat ons begrijpen zou kunnen tarten. Er is daarom ook vrijheid, ruimte voor nieuwe interpretaties, nieuwe religies, nieuwe theologieën, zoals duidelijk wordt in Tenach en Eu-angelion. En deze vrijheid wordt gewaarborgd door het surplus aan betekenis in de werkelijkheid die nooit op een complete of totalitaire manier rationeel kan worden beheerst.

En toch heeft de werkelijkheid ook zo haar eigen wetten die opduiken in het symbool. Je kunt niet zomaar van alles over iets beweren. De werkelijkheid vraagt om een zekere loyaliteit. De interreligieuze of interculturele dialoog kan niet zonder grondige kennis van de tradities en culturen die je misschien wel wilt gebruiken voor het scheppen van nieuwe werkelijkheid. Alleen dan kun je ontdekken wat voor een symbolische rijkdom er verborgen zit in een werkelijkheid op afstand, in de ander als ander, in religies die als vreemd worden ervaren. De mate en kwaliteit van respect voor wat is gegeven als een ander aspect van de werkelijkheid, zoals die in een andere cultuur of religie wordt uitgedrukt, hangt heel sterk samen met de kwaliteit van de nieuwe religie of cultuur die daar gebruik van maakt. Respect voor wat anders is, is de voorwaarde waarop de werkelijkheid als geheel, zoals die schittert in het symbool, kan participeren in een nieuwe taalcreatie of religieuze vorm. Als de werkelijkheid die opduikt in de symbolen van de verschillende tradities aanwezig is in de nieuwe metafoor, die wel – of bewust niet – van die tradities gebruik maakt, dan treden we werkelijk in contact met dat wat anders is en ontstaat nieuwe werkelijkheid. En juist bij dat laatste heeft respectvol onderwijs een belangrijke taak in vruchtbare leerprocessen:

 

  • De eigen uitgangspunten worden niet langer absoluut gesteld;
  • Er kom aandacht voor wat anders is, dat wil zeggen bereidheid om nieuwe betekenis te ontvagen en daarvan te leren;
  • De leraar blijft leerling en toont respect voor de ander, ook voor zijn of haar leerlingen en daarmee verwerft hij/zij het respect van de leerlingen;
  • Leraar en leerlingen vormen samen een learning community (*) rond een thema waarin iedereen even belangrijk is omdat het thema centraal staat, waaruit oneindig veel betekenis ontvangen en nieuwe werkelijkheid gecreëerd kan worden.

 

Noot
(*) Cf. P. Palmer, The Courage to teach, San Francisco, 1998

Ik zou het leuk vinden als je op de gedachten in dit essay of in andere essays wilt reageren.

Leave a Reply

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.