Blog

11
aug

Sinds het begin … geloof in beweging

Thema: over de zondvloed en de dynamische krachten in de Hebreeuwse bijbel

Inleiding
In feite zijn alle wereldgodsdiensten constant in beweging en zodoende altijd in de weer met twee fundamentele vragen: ‘hoe is alles ooit begonnen?’ en ‘wat doen we met het kwaad?’ En deze vragen komen op dit moment in alle hevigheid opnieuw op ons afstormen, nu de westerse cultuur z’n suprematie aan het verliezen is. Vanaf de oude Griekse denkers, als Socrates, Plato en Aristoteles, staat het westerse denken voor een groot deel in het teken van de rationele beleving, die in het moderne denken verder werd uitgebouwd en in het postmoderne denken totaal in elkaar stort – waarheid en moraal zijn illusies. Hoogste tijd dus om de fundamentele vragen die gaan over het (voort)bestaan van onze planeet opnieuw te stellen.
Het is vooral de Franse filosoof Paul Ricœur geweest, die mij met z’n hermeneutische fenomenologie en tekstuele hermeneutiek (interpretatieleer) heeft bepaald bij de verschillende fasen én grenzen van het westerse denken. Het boek dat ik daarover geschreven heb – A Quest for Hope – kun je in pdf-formaat donwloaden via de blogroll. De laatste tijd ben ik vooral bezig geweest met een paar andere schrijvers, waaraan ik in dit en in komende artikelen wat aandacht wil besteden. Ze zijn niet alleen belangrijk voor de preken over Genesis maar vormen eigenlijk een soort ondergrond voor alle nog te publiceren preken en artikelen in het kader van ‘Geloof in beweging’. In dit artikel richten we ons op Jared Diamond over de evolutie van de mensheid, op Ivan B. Nagy over contextuele psychologie en op de ontstaansgeschiedenis en het karakter van de Hebreeuwse bijbel, de Tenach, beter bekend als het Oude Testament.

Jared Diamond, de evolutie van de mensheid na de ijstijd
Van jagen/verzamelen naar landbouw
In zijn boek Guns, Germs and Steel, a short history of everybody for the last 13.000 years (London, 1998) schetst Jared Diamond een interessant en heel plausibel beeld van de ontwikkeling van de mensheid en hun beschavingen en dan met name sinds de laatste ijstijd zo’n dertien duizend jaar geleden. Toen de eerste mensen zo’n veertig duizend jaar geleden vanuit Afrika de wereld gingen bevolken kwamen ze als eerste in het Midden Oosten terecht. Vandaar uit trokken ze verder richting Azië en Europa en later via de Beringstraat richting Noord en Zuid Amerika. Dat ging vooral in kleinere familie- en stamverbanden, die zich met jagen en het verzamelen van planten in leven hielden. Voor een meer gesetteld leven in een vaste verblijfplaats is landbouw en een zekere mate van techniek nodig en die kwamen vooral na de ijstijd tot ontwikkeling. Het gaat daarbij om het cultiveren van wilde planten op één plek die je na verloop van tijd in grotere hoeveelheden kunt oogsten – granen, maïs, yams, enz. – en om het domesticeren van wilde dieren tot huisdieren voor hun melk, wol, vlees, trekkracht, enz. Juist door deze landbouwkundige ontwikkelingen werd het mogelijk dat per hectare grond veel meer voedsel beschikbaar kwam dan voor de jagers/verzamelaars het geval was. En door overproductie werd het mogelijk om het overschot, dat niet voor eigen gebruik nodig was, te verhandelen en ook om er allerlei specialisten mee te onderhouden, die zich niet met voedselproductie bezighielden, maar met allerlei administratieve taken. Zo ontstonden langzaamaan de grote beschavingen, die zich verder specialiseerden in bouwkunst, geschiedschrijving, politiek, tempeldienst, hofhouding, enz.

De voorsprong van Eurazië
Nu is het zo, dat als je de continenten – zoals die zich hebben gevormd na de laatste ijstijd – met elkaar vergelijkt, de hoofdas waarlangs nieuwe technologieën en beschavingen zich moeten verspreiden, voor de verschillende continenten niet gelijk is. Voor het Amerikaanse continent evenals voor Afrika is dat de noord-zuid as, maar voor Eurazië is het de oost-west as. En dit heeft een belangrijke consequentie voor de snelheid, waarmee nieuwe technologieën en de beschavingen die ermee verbonden zijn zich verplaatsen. Langs dezelfde breedtegraden zijn de klimatologische omstandigheden namelijk vergelijkbaar. En dat maakt dat dezelfde soort gecultiveerde plantjes het duizenden kilometers verderop ook goed doen. Voor de noord-zuid as gaat dit absoluut niet op, omdat daar over dezelfde afstand zich spectaculaire klimaatverschillen voordoen. Daarom heeft Eurazië altijd een belangrijke voorsprong gehad waar het gaat om technische, culturele en religieuze ontwikkeling. De uitwisseling en verspreiding gingen gewoon sneller. Het Midden Oosten en ook het volk Israël heeft daar in de bijbelse tijd veel baat bij gehad.

De bijbelverhalen
Het aardige van het door Jared Diamond geschetste beeld is, dat je de verschillende ontwikkelingen zo terug kunt lezen in het bijbelboek Genesis en de boeken die erop volgen. Dat begint al in Genesis met de zondvloed, die zonder precieze datering ergens ver terug in de tijd wordt geplaatst. Maar ook de verhalen over de aartsvaders Abraham, Isaac en Jacob (vanaf ca. 1850 v. Chr.) – rondreizende nomaden met weliswaar gedomesticeerd vee – doen denken aan de begintijd van kleine rondtrekkende familie- en stamverbanden. En de overgang van de jager / verzamelaar cultuur naar de gesettelde landbouwcultuur wordt dramatisch zichtbaar in de vete tussen de tweelingbroers Ezau (de jager) en Jacob (de huismus). De kleine familie- en stamverbanden zullen pas veel later tot één volk worden samengesmeed – in Egypte en tijdens de Uittocht onder leiding van Mozes (1250 v. Chr., beschreven in de bijbelboeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium) en later in het beloofde land (beschreven in Jozua, I/II Samuel en I/II Koningen). In de Genesis verhalen rond Jacob (met z’n nieuwe naam Israël) wordt hier al een voorschotje op genomen. Maar in de bijbelboeken die volgen op Genesis zal pas echt blijken, hoe Abrahams nomadenvolkje uitgroeit tot een landbouwvolk met een belangrijke beschaving, een geheel eigen (Jahweh)geloof, een uitgebalanceerde tempelcultus en een degelijke politieke en administratieve bureaucratie onder de koningen David en Salomo (rond 1000 v. Chr.). Dit proces, dat al in het bijbelboek Genesis begint en in de andere bijbelboeken wordt voortgezet, vindt dus plaats binnen een veel bredere ontwikkeling zoals Jared Diamond die schetst en is daarmee dan ook absoluut niet in strijd.

Ivan B. Nagy, het gezin als basiscontext
Het gezin als zorgstructuur
Een andere schrijver, wiens werk je zo kunt teruglezen in het bijbelboek Genesis en dan met name in de aartsvaderverhalen, is de Hongaarse psycholoog Ivan B. Nagy (spreek uit als Nodge). Nagy noemt zich zelf contextueel psycholoog en in zijn boek Tussen Geven en Nemen, over contextuele therapie (Haarlem, 1994) legt hij uit waarom. Was voor Freud de Oedipus mythe de belangrijkste leidraad voor zijn werk, Nagy kiest voor Aeneas. In het Oedipus verhaal gaat het om de constante strijd tussen vader en zoon, die zijn vaders plaats wil innemen als koning en als echtgenoot. Hoe anders gaat het bij Aeneas. Hij redt zijn stervende vader uit het brandende Troje en draagt hem op zijn schouders door een woeste rivier, zodat hij in vrede kan sterven. Voor Nagy is het gezin – in welke vorm dan ook – de basisstructuur, de zorgcontext waarin iedereen opgroeit. En het is de mate van zorg die wordt gegeven aan en ontvangen door het jonge kind, die bepaalt of het zal opgroeien tot een harmonieuze persoonlijkheid, die zelf ook weer zorg gaat geven. Is die zorg er geweest, dan heeft het kind een groot scala van hulpbronnen, waar hij zijn leven lang over zal kunnen beschikken.

De onvereffende rekening
Een belangrijk aspect van de contextuele psychologie is het verschijnsel van de onvereffende rekening. In het kort komt het hier op neer, dat alles wat ouders niet zelf hebben kunnen oplossen in hun leven, op het bordje van het nageslacht terecht komt. Tot in het derde en vierde geslacht, zoals het heet in het eerste van de tien geboden. Dezelfde problematiek zal zich in de generaties net zo lang herhalen tot het is opgelost. De therapie richt zich dan op bewustwording van de problemen in de thuissituatie, en wel in gesprekken die zoveel mogelijk betrokkenen met elkaar moeten voeren. Door beter begrip van motieven en onmacht in de geijkte, vaak traumatiserende probleemsituaties wordt vergeving mogelijk en kunnen betrokkenen gaan werken om de steeds terugkerende probleemsituaties anders en vooral samen aan te pakken. Daardoor worden geen onvereffende rekeningen meer op het nageslacht afgewenteld en kunnen er weer echte zorgstructuren met liefde gaan ontstaan. Tot in het duizendste geslacht, aldus hetzelfde eerste gebod. In feite is de hele cyclus van de aartsvaderverhalen een aaneenschakeling van onvereffende rekeningen, die aan de volgende generaties werden doorgegeven, tot ze door Ezau en Jacob definitief werden ingelost. Zij gaan samen hun vader Isaac begraven en Jacob wordt een liefhebbende vader van een groot gezin, dat hem liefdevol gaat steunen bij het verwerken van het verlies van zijn geliefde vrouw Rachel.

Het boek Genesis … en verder
De Tenach
De Hebreeuwse bijbel, ook wel Tenach genoemd, zit iets anders in elkaar dan de tekst, die wij in de Christelijke bijbel ‘Oude Testament’ hebben genoemd. Dat wil zeggen: er staat wel hetzelfde in, maar de volgorde van de bijbelboeken is anders. In het ‘Oude Testament’ zijn de boeken geordend volgens een puur chronologische principe. De hele tekst heeft maar één taak en dat is doorlopend vooruit wijzen naar Jezus. In de Tenach daarentegen geldt een ander ordeningsprincipe.

Het ordeningsprincipe van de Tenach
TeNaCh staat voor Torah – wet, Nebiim –profeten en Chetoebim – geschriften en dat is ook de volgorde van de bijbelboeken. Eerst de Torah, de wet. Mozes kreeg de tien geboden op twee stenen tafelen van God op de berg Horeb in de Sinaï woestijn, nadat hij het volk Israël uit de slavernij in Egypte had geleid. Dat staat allemaal beschreven in het boek Exodus. Het boek Genesis beschrijft van dit hele verhaal de voorgeschiedenis, vanaf de schepping tot de aartsvaders en hoe Jacob door zijn zoon Jozef in Egypte terecht kwam. De bijbelboeken Levitius en Numeri geven een verdere uitwerking van de wet en Deuteronomium zet alles nog eens samenvattend op een rijtje. Samen vormen deze vijf bijbelboeken de Torah. Dan de profeten. Onder leiding van Jozua bezetten de twaalf stammen het beloofde land en de profeet Samuel zalft de eerste koningen. Grote profeten als Jesaja en Jeremia kondigen de Babylonische ballingschap aan als straf voor goddeloos wanbeleid van zwakke koningen. De kleine profeten als Micha en Amos leefden eerder maar krijgen een plek na de groten. Tenslotte hebben we dan nog de geschriften, bijvoorbeeld Ruth, Psalmen, Hooglied, Esther, die ook weer in alle fasen van Israëls geschiedenis gesitueerd kunnen worden. De kern, waar alles om draait en waarin de liefdevolle wil van de Eeuwige is verwoord, is de Torah. De profeten zijn degenen die kritisch kijken of vooral de machthebbers naar die wet leven en die hen ongezouten de waarheid vertellen als dat niet zo is. En de geschriften vertellen hoe het mensen vergaat, die wel en die niet naar de Torah, de wet van de liefde leven. Het ordeningsprincipe in de Tenach is thematisch (wet, profeten, geschriften), terwijl per onderdeel wel wordt geprobeerd een zekere chronologische volgorde aan te houden.

De ontstaansgeschiedenis van de Tenach
De Tenach heeft een ingewikkelde ontstaansgeschiedenis. In de bijbelwetenschap zijn op z’n minst vier verschillende bronnen in deze tekst ontdekt, E, J, D en P. Daarvan zijn de E(lohist) en de J(ahwist) – genoemd naar de verschillende Godsnamen die ze gebruiken – de oudsten. Zij gaan terug op de mondelinge overlevering – waarvan de oorsprong ergens in het duister van een ver verleden ligt – en waarschijnlijk door de schrijvers aan het hof van Israëls eerste koningen (vanaf de 10e eeuw v. Chr.) op schrift gesteld. D staat voor de Deuteronomist en gaat terug op een hervormingsbeweging in Israël vóór de Babylonische ballingschap (eind 7e begin 6e eeuw v. Chr.). Deuteronomium is Grieks voor ‘tweede wet’. Het zet de eeuwen oude wet van Mozes nog eens op een rijtje en bekijkt kritisch of men er zich in de koningentijd nog wel aan houdt. P is de Priestercodex, die stamt uit de tijd van de Babylonische ballingschap (597-538 v. Chr.) en daarna. Bij het lezen van het bijbelboek Genesis – en hetzelfde geldt eigenlijk voor alle boeken van de Tenach – is het dus van wezenlijk belang om te beseffen, dat alle vier de bronnen – uit dus compleet verschillende tijdperken – er op één of andere manier een belangrijke rol spelen.

Twee scheppingsverhalen
Zo hebben we in Genesis twee scheppingsverhalen. Daarvan is de oudste: Genesis 2, 4b-25 (bron: J). Het begin wordt hier voorgesteld als een droge dorre woestijn waar het nog niet had geregend, maar waar wel hier en daar water uit bronnen opwelde en de aarde bevochtigde. Direct wordt in dit verhaal alle aandacht gericht op de schepping van de mens en zijn lotgevallen. Het andere verhaal, dat algemeen bekend is als het bijbelse scheppingsverhaal, staat in Genesis 1,1 – 2,4a en is van veel latere datum. De bron is namelijk P, de Priestercodex, en daarin zijn duidelijk Babylonische invloeden zichtbaar. Het begin wordt hier voorgesteld als een oervloed, chaoswater, waaruit God alles schept door heel schematisch onderscheid te maken tussen allerlei tegenpolen, waaruit materie en leven ontstaan. En zo komt de mens in een gespreid bedje. Het lijkt een beetje op de Babylonische godin van de zee, Tiamat, die door haar zoon, de oorlogsgod Mardoek, wordt overwonnen. Mardoek scheurt Tiamat in stukken en wordt vervolgens oppergod. De chaos wordt door een nieuwe orde vervangen. En daar hebben we eigenlijk het verhaal van de zondvloed weer terug: het smeltwater na de laatste ijstijd, dat zo’n grote impact heeft gehad op de omringende beschavingen. Ofwel het bijbelse scheppingsverhaal is eigenlijk het zondvloedverhaal, terwijl het tegelijkertijd dat zondvloedverhaal overstijgt.

Geloof in beweging
Liefdevolle synthese
Een belangrijk kenmerk van de Priestercodex is de grote aandacht voor de kosmische verbanden – opgedaan in Babel dat in de tijd van de ballingschap al erg ver was op het gebied van de astronomie en astrologie. Daarin verschilt P aanmerkelijk met de Deuteronomist die veel meer bezig is met het volk Israël als volk, verbonden door de Torah (de wet van Mozes), en met de Elohist en de Jahwist, de oudste bronnen die vertellen over de familie- en stamverbanden. Het bijzonder van het boek Genesis is, dat het ondanks al die totaal verschillende bronnen toch één goed lopend geheel is geworden. En dat geldt niet alleen voor Genesis, maar eigenlijk voor de hele Torah, Genesis t/m Deuteronomium, voor de Joden de kern van de Hebreeuwse bijbel. Het geloof van de mensen, die erin zijn beschreven, is voortdurend in beweging geweest. Steeds weer veranderden hun leefomstandigheden, van nomaden tot koninkrijk. Steeds weer werd hun horizon verbreed, van woestijn tot cultuurlandschap (in Egypte, Palestina en Babylonië). En steeds weer werden Godsvoorstellingen en theologieën aangepast, uitgebreid. Maar wel zo, dat het oude niet werd weggegooid maar in het nieuwe een volwaardige plek kreeg. Er is in deze hele turbulente geschiedenis – en dat is best wel uniek in de wereldgeschiedenis – één constante factor: de Allerhoogste God, die de hemelen (meervoud!) en de aarde gemaakt heeft met liefde als enige drijfveer. De theoloog Paul Tillich noemt hem ‘the God beyond gods’, de God van het ‘ultimate concern’. Hij gaat elk menselijk voorstellingsvermogen te boven en je kunt hem dus nooit voor je eigen karretje spannen – zelfs Zijn Naam JHWH mag niet hardop worden uitgesproken. En Hij trekt zich het lot aan van de minstbedeelden, wat voor mensen dan ook tegelijkertijd de hoogste vorm van eredienst is. Ofwel, heb de Eeuwige lief boven al het andere en de naaste (wie dan ook maar) als jezelf (jazeker jezelf). Zo vatte Jezus de wet en de profeten samen.

Het Hebreeuws als taal
Iets daarvan komt tot uitdrukking in de Hebreeuwse taal, waarin het Oude Testament is geschreven. Anders dan in alle westerse talen, die zijn afgeleid van het Grieks en Latijn, kent het Hebreeuwse werkwoord maar twee tijden. De verleden tijd, die doorloopt in het heden en de toekomende tijd, die begint in het heden. Voor de tegenwoordige tijd bestaat er in het Hebreeuws geen aparte werkwoordsvorm. Je eigen ervaring bevestigt dit grondgegeven: op het moment dat ik ‘nu’ zeg, behoort dat ‘nu’ al weer tot het verleden. De tegenwoordige tijd bestaat helemaal niet. Het heden is de overlapping van verleden en toekomst, niet een punt dat is stil gezet, maar een veld vol beweging. Tijd kun je in hokjes opdelen en zo jezelf wijsmaken dat je er controle over hebt, maar dat is niet de Hebreeuwse beleving. Tijd is daar – als een melodie – een ‘flow’, open naar de toekomst en het verleden, een bewegende eenheid waarin alles met elkaar is verbonden. En waar het om draait is om in de flow te zitten, mee te zijn in de beweging. Je hoeft niet alles te overzien en rationeel te beheersen. Als je maar één bent met de flow, één bent met de ritmes van je lijf en ziel, één bent met je zelf en je dierbaren, één bent met je wereld, één bent met de Allerhoogste.

De dynamische kracht in de Tenach
Er is er maar Eén die de hele tijd overziet en dat is de Eeuwige, de Allerhoogste, die Heer is over de hemelen en de aarde. We kunnen terugkijken naar de zondvloed, maar daarvoor zal er ook wel wat geweest zijn waar de Eeuwige aanwezig was. We kunnen de sterren aan de hemel bezien maar buiten ons gezichtsveld zal ook wel wat zijn waar de Eeuwige aanwezig is. Wij zijn gebonden aan tijd en ruimte, Hij niet. Sinds het begin is hij Schepper, wanneer dan ook maar, waar dan ook maar. Maar, omdat wij met de Eeuwige verbonden zijn in Zijn liefde, is het zaak om op een bescheiden en liefdevolle manier te leven in de tijd en ruimte die ons is toegemeten. En verder moeten we natuurlijk altijd open staan voor nieuwe manieren, waarop Hij zich zou kunnen openbaren. Kortom, de Hebreeuwse bijbel die wij ‘Oude Testament’ noemen is één en al beweging en meer open voor vernieuwing dan degenen, die deze tekst in zichzelf hebben doen stollen en vervolgens als ‘oud’ hebben gediskwalificeerd. Maar ik geloof dat z’n dynamische kracht nog steeds werkt en het christelijk geloof van binnenuit grondig zou kunnen vernieuwen, dat wil zeggen als we dat toestaan.

Tenslotte
Eén van de manieren om de dynamische kracht van de Hebreeuwse bijbel op het spoor te komen, is om de teksten te lezen vanuit de geschetste, niet-westerse, Hebreeuwse belevingswereld. Dat is sowieso vruchtbaar in een tijd als de onze, waarin alle zekerheden op de tocht staan en we aan iets nieuws toe zijn. Daarom richten we ons in de komende preken op de ode aan de liefde, het Hooglied. Want dit Lied der Liederen, zoals het in de Hebreeuwse tekst heet, is van wezenlijk belang waar het gaat om de ‘God beyond gods’ die pure liefde is. Voor een Joodse denker als Franz Rosenzweig in Der Stern der Erlösung (Frankfurt, 1996) is het Hooglied zelfs de kern van de doorgaande zelf-openbaring van de Eeuwige aan zijn schepping. Ik zou zeggen, blijf lezen.

Ik zou het leuk vinden als je op de gedachten in dit artikel of in andere artikelen wilt reageren

Leave a Reply

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.