Met vertrouwen de dag in
Door Yoeke Nagel
Vertrouwen is nergens op gebaseerd. Als het goed is tenminste. En juist daarom worden we er zo gelukkig van.
Dat is niet zomaar een stelling, dat is een controleerbaar feit.
Ik haal er even een voorbeeld bij uit mijn eigen kindertijd. Op een zondagochtend klom ik op het bed van mijn ouders. Ik was denk ik een jaar of vijf. Mijn moeder stond haar ondergoed uit de kast te pakken, met haar rug naar me toe. ‘Vannacht heb ik gevlogen!’ riep ik blij. ‘Weet je hoe dat gaat? Kijk, zo!’ Ik sprong zo hoog mogelijk op, spreidde mijn armen wijd voor me uit en dook naar voren, precies zoals het in mijn droom was gegaan.
Het was dan ook een stevige teleurstelling voor me dat ik dit keer niet met een heerlijke zwaai de zon tegemoet vloog, omdat mijn moeder me razendsnel in een houdgreep had, net voordat mijn schedel kapot zou kunnen slaan tegen de rand van de kastdeur.
Wekenlang bleef ik het haar kwalijk nemen. Als ze me had laten gaan had ik ook overdag gevlogen, dat voelde ik met mijn hele lijf. Ik had toch geoefend, die nacht?
Dat ik overdag zo’n levensgevaarlijke sprong maakte was niet omdat ik erop vertrouwde dat mijn moeder me zou opvangen. Welnee! Ik wilde gewoon vliegen. En ik vertrouwde erop dat ik dat kon. Daar had ik ook alle redenen toe: ik had mijn droom van die nacht goed onthouden en wist precies wat ik moest doen. Ook mijn moeder had vertrouwen – in haar kennis over de werking van de zwaartekracht. En dat was, realiseerde ik me later, toch een handige aanvulling op mijn verlangen om mijn droom werkelijkheid te maken.
Even de boel uitpluizen en in slowmotion nog een keertje bekijken met commentaar. In deze gebeurtenis zijn twee vormen van vertrouwen te herkennen.
1- Aan de ene kant: Vertrouwen dat gebaseerd is op kennis, weten, veronderstellingen: de verwachting dat iemand doet of dat iets gebeurt zoals jij het verwacht. Daglichtvertrouwen. Het is het vertrouwen dat een moeder heeft in de werking van zwaartekracht. Ze weet dat dat gemeen spul is.
2- En er is, aan de andere kant, het zomaar, blindelings vertrouwen dat het wel goed komt, zonder dat je weet waarom of hoe. Vertrouwen dat iemand je zal opvangen als dat nodig is. Vertrouwen dat de gebeurtenissen nu eenmaal gaan zoals ze moeten gaan. Het vertrouwen dat je kunt vliegen als je dat wil. Dat je een boek kunt schrijven, een relatie durft aan te gaan, volgende maand toch weer net genoeg geld hebt om van te leven. Vertrouwen dat nergens op gebaseerd is. Nachtvertrouwen. Het vertrouwen van het niet-weten.
De eerste soort, het Daglichtvertrouwen, dat voortkomt uit ervaring, afspraken en kennis, herkennen we in de wanhopige uitroep van de bedrogen geliefde: ‘Ik vertrouwde je, en nu ben je toch met een ander samen geweest.’ Waarop was dat vertrouwen dan gebaseerd? Op van alles. Veronderstellingen over een monogame relatie misschien. Op een vastomlijnde overtuiging over hoe een relatie in elkaar hoort te zitten, misschien. Er was zicht op verschillende aspecten van de gebeurtenissen, het was dag – op dat ene venijnige schaduwplekje na.
Het vertrouwen was ergens op gebaseerd.
Net als het vertrouwen dat de dingen zullen lopen zoals jij denkt dat ze zullen lopen. Dat er een belastingaanslag zal komen, dat het zomer wordt, dat Lijn 6 naar De Laar West zal rijden.
Dit vertrouwen is gebaseerd op weten, op kennis en inzicht in wetmatigheden, op overtuigingen.
Dit vertrouwen leunt zwaar op de veronderstelling dat dingen altijd zo zullen blijven als ze ooit waren. Daar is het op gebaseerd.
En daarom kan het met dit daglichtvertrouwen alleen maar mis lopen.
Want zodra er zich afwijkingen voordoen in wetmatigheden waar het vertrouwen op gebaseerd is, zodra een overtuiging wankelt, of iemand anders handelt dan jij zo vurig had gehoopt, valt het vertrouwen om. De bodem slaat er onder vandaan en draagt het gewicht van het vertrouwen niet meer. Het plonst in een grote plas kille verbijstering. Wat een teleurstelling!
Misschien wel aardig om in dit verband even iets te vertellen over een vriend van mij die vrouwen leest tijdens het dansen. ‘Kijk,’ kan hij na een dans zeggen: ‘dat lijkt een heel zelfstandig type, maar ze stelt zich heel afhankelijk op. Als ik een stapje naar achteren doe –zo- dan valt ze om. Ze leunt helemaal op me.’
Met vertrouwen is het natuurlijk net als met dansende vrouwen, of mannen. Als het ergens op gebaseerd is moet dat ze dragen. En zodra die basis verandert, wegstapt, valt het vertrouwen om, wil ik maar zeggen.
Terug naar de tweede soort vertrouwen, het vertrouwen van het niet-weten, het nachtvertrouwen. Dat herkennen we in het enthousiasme waarmee een kind leert lopen. Het is niet dat hij erop vertrouwt dat hij het straks kan, hij heeft er gewoon zin in om het te doen. We herkennen het ook in het schouderophalen van de man die de laatste bus ziet wegrijden en weet dat hij een creatieve oplossing zal moeten verzinnen om toch ergens onderdak voor de nacht te vinden. Hij heeft er vertrouwen in dat hij wel een oplossing verzint.
Het is vertrouwen dat nergens op gebaseerd is. Ja, op fantasie. Op lef om iets uit te proberen. Op hopen dat het lukt, op een open geest, creativiteit, de bereidheid om te ontdekken, leren en ervaren. Vanuit het nachtvertrouwen, het niet-weten, maken we wilde plannen, kunnen we vliegen en willen dat gaan doen ook.
…. Laten we wel wezen. Dat kan ook enorm mis lopen.
Je kunt bijvoorbeeld een lelijke smak maken als je je niet op tijd herinnert dat er iets als zwaartekracht bestaat – en nog zo wat natuurwetten. Maar als je daar rekening mee houdt, hoef je je eigenlijk niet te laten weerhouden om je nachtvertrouwen te volgen. Om de wonderlijke ingevingen die je in het niet-weten krijgt, ook uit te gaan proberen. En dat met die natuurwetten, och, dat lijkt me eigenlijk een minimale concessie aan je creatiekracht. Het fijne is: omdat het vertrouwen van het niet-weten, het nachtvertrouwen, nergens op gebaseerd is kan de bodem er ook niet onder vandaan vallen. Het staat op eigen benen, al zal het graag ook eens een dansje met anderen maken. Okee, het kan een keer tegenvallen, je kunt teleurgesteld raken in je eigen creatieve oplossingen, je kunt belemmeringen tegenkomen of een wild plan zien mislukken. Maar word je daar niet vooral sterker van? En misschien vlieg je wel niet helemaal of niet zo hoog, maar toch… Je leert. Je wordt wijzer. Je krijgt meer lef. Je probeert het nog een keer. Dat is als het fout gaat. En soms gaat het zelfs goed. Je weet niet, je fantaseert, je ontdekt, je wordt verrast, je speelt, je verbindt je met anderen…
Feiten, wetmatigheden, logica, dat soort dingen horen bij het weten van de dag. Ze geven houvast en ze behoeden ons er op latere leeftijd voor dat we onze schedel splijten aan een kast waar we in vliegen. We kunnen ook echt gerust vertrouwen op wetmatigheden als zwaartekracht, de belastingdienst en de seizoenen. Als we er maar niet zo verschrikkelijk op leunen.
Dan houden we de rug recht en krachtig. Dan is er ruimte voor die andere soort vertrouwen: het nachtvertrouwen, dat voortkomt uit het niet-weten, uit onze intuïtie. We horen het als we luisteren naar het verlangen van onze ziel en erop vertrouwen dat die weet waar we heen willen.
Ach, we hebben het vandaag al in zoveel vormen gehoord: we kunnen vertrouwen op zo veel. Onze plannen, ons zelf, elkaar. Sterker nog: het enige dat echt schadelijk is voor de creatieve menselijke geest, is als we alsmaar nergens op vertrouwen. Zonder vertrouwen leven, ontneemt ons de moed om te leven. Dan komen we nooit in beweging, omdat we geen veranderingen aan durven. En alles is nu eenmaal voortdurend in beweging – en dat zal altijd wel zo blijven -.
Juist daarom is het zo gevaarlijk om je vertrouwen te baseren op iets als een overtuiging: als je je vertrouwen niet om wilt laten vallen, moet je je overtuigingen wel vastleggen, want dat is de basis van je vertrouwen. En als je je overtuigingen wilt vastleggen, moet je de gedachten en ervaringen die ze in beweging zouden brengen, buitensluiten. Negeren. Ontkennen. Want als de overtuiging verschuift, dan wankelt het vertrouwen.
Alleen ongebaseerd vertrouwen blijft rechtop staan. Ook als iedereen roept dat je plannen niet uitvoerbaar zijn.
Vinden we de juiste balans tussen ons nachtvertrouwen in onze diepste verlangens, en ons dagvertrouwen in ervaringen en kennis, dan kunnen we daadwerkelijk onze wilde plannen werkelijkheid maken. Omdat we, met andere woorden, niet alleen in onze dromen, maar ook graag overdag willen vliegen. We willen ons niet laten afschrikken door allerlei mitsen en maren, door eerdere mislukkingen en mogelijke risico’s. We dromen groots en meeslepend. Okee. We zijn bereid onze fantasieën te toetsen aan de wetten van de zwaartekracht, maar we sluiten niks uit. We veranderen voortdurend en ons vertrouwen beweegt mee met ons. Het is geen zwaar leunen op starre overtuigingen, het is een dans. Een dans naar de verwerkelijking van onze dromen. Laten we ons vertrouwen daarin mee de dag in nemen. Daar worden we gelukkig van.
Ik denk dat dat onze uitdaging is. Of dat lukt… ik heb er alle vertrouwen in.
En dat is helemaal nergens op gebaseerd.
Yoeke Nagel
Januari 2021
op voorstel van Jan Vaessen (Retorica)