Dankbaarheid, een leerproces (4)
Reconaissance: kennen, herkennen, erkennen
Het Franse woord voor dankbaarheid is reconnaissance. Dit is echter absoluut geen eenduidig begrip. Het woordenboek geeft 23 verschillende betekenissen voor het woord reconnaissance. Tot Ricœurs verbazing was er ondanks deze enorme hoeveelheid betekenisgeving nooit één serieus filosofisch werk gewijd aan dit veelzijdige concept. En dus vulde hij tegen het eind van z’n leven dat gat met een boek getiteld Parcours de la reconnaissance (*). Voor mijn gevoel is dit traject een toepassing van de metafoor- en symbooltheorie die vruchtbaar gemaakt kan worden voor vele leerprocessen van een postmoderne maatschappij die door een diepe crisis gaat. Ricœur onderscheidt drie hoofdbetekenissen van het woord reconaissance: het funderen en poneren van kennis, herkenning in een wederkerige zin en erkenning in de zin van dankbaarheid – kennen, herkennen, erkennen.
Kennen
Toen Copernicus in de zestiende eeuw ontdekte dat niet de aarde maar de zon het middelpunt was van het heelal, was ineens alles anders dan men tot op dat moment had gedacht. Als gevolg daarvan begon iemand als Descartes – in de zeventiende eeuw – aan alles te twijfelen. Alleen aan het simpele feit dat hij twijfelde kon hij niet twijfelen en daarom concludeerde hij: cogito ergo sum, ofwel ik denk en daarom besta ik. En dat betekent dat het zijn wordt gebaseerd op het individuele denken en kennen. Echte kennis is volgens Descartes de eenduidige betekenis, die ik geef aan de werkelijkheid met behulp van heldere en gescheiden concepten – identificatie met behulp van de idées claires et distinctes, het individuele eenzijdige geven van betekenis. De objectieve kennis heeft in de Westerse wereld heel veel nieuwe wetenschap en technologie opgeleverd, maar werd in de moderne tijd wel steeds problematischer.
Herkennen
In A Quest for Hope heb ik beargumenteerd, dat Kant heeft geprobeerd om de objectieve kennis à la Descartes te redden door de introductie van het universele subject en daarin heeft gefaald.(**) Er bestaat niet zoiets als een universeel subject in één logisch systeem, omdat er pluraliteit is in de mensheid, afstand tussen mensen in tijd, ruimte, cultuur, religie, nationaliteit enzovoort. Daarom bestaat zelf-evidentie – dat wil zeggen evident voor elk subject – ook niet. Dientengevolge stortte het unieke logische systeem van de premoderne tijd, de oude Griekse logos, in en vooral na Kants mislukking werden er in de moderne tijd een heel scala aan nieuwe logische systemen ontwikkeld (Leibniz, Frege, etc.). Waarheid werd nu afhankelijk van het gebruikte logische systeem en ‘ware’ en ‘zekere’ kennis met betrekking tot de hele werkelijkheid werd dan ook problematisch. Er verscheen een kloof tussen object en subject, objectiviteit en subjectiviteit gingen uiteen en de afstand tussen beide werd steeds groter.
Ricœur ontkent niet dat Kant ons laat zitten met een hele reeks van tegenstellingen en onoplosbare paradoxen, maar hij is een stuk aardiger over Kants manier van filosoferen. Hij zegt dat Kant in zijn zoektocht naar objectieve kennis de subjectiviteit ontdekte. En waar het nu om gaat is om goede van slechte objectiviteit te onderscheiden evenals goede van slechte subjectiviteit. In goede objectiviteit draait het om menselijke werkelijkheid in al z’n vitale levendigheid. Slechte objectiviteit reduceert de menselijke samen met de fysieke en logische werkelijkheid – à la Hegel – tot levenloze controleerbare gesloten systemen. Goede subjectiviteit is de bereidheid om de eigen situatie, sociaal systeem, of culturele vooroordelen te verlaten en contact te maken met de ander, de vervreemdende afstand te overwinnen en zich te laten veranderen door wat zich bevindt aan de andere kant van die afstand. Slechte subjectiviteit weigert dat. Het is vooral door de ervaren vervreemding dat zelf-bewustzijn ontstaat. Ken jezelf door de ander als ander, onderga het onverwachte, maak jezelf beschikbaar voor de ander, dat is goede subjectiviteit, waarin z’n slechte vorm (opgesloten blijven in je eigen gesloten systemen) wordt overwonnen.
Zo treden we binnen in de sfeer van de intersubjectiviteit, waarin de goede vorm van objectiviteit wordt bewaard, omdat de definitie van objectiviteit wordt verplaatst naar de menselijke werkelijkheid, van de logische naar de ethische sfeer (***), de sfeer van de verantwoordelijkheid en de belofte. Voor zelfkennis heb ik de ander nodig, het echte zelfbewustzijn wordt gevoed in en door de wederkerigheid. Wat ik zie, ken of meen te kennen in de ander herken ik en zit dus ook in mijzelf al ben ik me daar niet van bewust. En dat is de goede subjectiviteit: de ander opent mij voor mijn onbewuste zelf.
Erkennen
De relatie is daarmee weer terug in het westerse denken, maar het is een problematische relatie, waarin het probleem waar we mee begonnen – de tegenstelling tussen afstand en nabijheid – in alle hevigheid terugkeert. De (post-) moderne wetenschap heeft afstanden ontdekt, die elke verbeelding tarten. We beseffen dat de werkelijkheid oneindig veel groter is dan we ooit hebben gedacht en met de ontdekking van veel meer zonnestelsels dan ons eigen verliezen we het gevoel van een centrum waarop ik me kan richten en oriënteren. Kant had daarvan al een voorgevoel in zijn concept van het – onkenbare – Ding an sich en Ricœur probeert diens onopgeloste tegenstellingen op te lossen met behulp van Hegels dialectiek (these, antithese, synthese). De spanning in de paradox van conflicterende tegenstellingen kan vruchtbaar worden gemaakt, maar slechts op één voorwaarde: dat we afzien van Hegels totalitaire systemen. En daarom past Ricœur Hegels dialectiek alleen toe op de menselijke werkelijkheid, want het is met name in de menselijke werkelijkheid dat tegenstellingen (these en antithese) elkaar gaan doordringen en een nieuwe synthese produceren. Altijd op een gedeeltelijke en voorlopige manier, zodat de nieuwe synthese opnieuw these wordt en het hele proces opnieuw kan beginnen. Op deze manier zal het kennissysteem zich nooit in zichzelf opsluiten en altijd verder groeien.
Het gaat dus niet meer om eenduidig betekenis geven, dat eigen is aan het objectieve kennen à la Descartes. Met Heidegger draait Ricœur Descartes cogito ergo sum om. Niet het kennen ligt aan de basis van het zijn. Nee doordat ik ben, besta wordt mijn kennen mogelijk. En mijn bestaan verwezenlijkt zich in relaties, waaraan ik betekenis geef en waaruit ik betekenis ontvang. Zo wordt de eenduidige individuele betekenisgeving aangevuld met de erkenning van het wederzijds ontvangen van betekenis in relaties. Misschien moet je vechten voor erkenning in verschillende contexten, maar als die eenmaal is gegeven, dan zal het punt dat je wilt maken worden erkend in die context.
Vanaf dat punt brengt Ricœur ons nog een stap verder door ons uit te nodigen om de ander dankbaar te zijn met betrekking tot alles wat je van hem of haar hebt ontvangen. En dat is de laatste en meest vruchtbare betekenis van het woord reconnaissance. In de dankbaarheid accepteer je je afhankelijkheid van de ander, maar je ervaart die afhankelijkheid niet als een gebrek aan vrijheid. Het wordt in tegendeel een veilige basis op grond waarvan je bereidheid om jezelf te openen voor een nieuw bewustzijn van wat buiten die bekende contexten ligt kan groeien. Op die basis kan meer en beter begrip van wat voorbij culturele en andere grenzen ligt zich ontwikkelen.
Een spannend leerproces
In plaats van verstrikt te raken in het postmoderne nihilisme, waarin het westers denken lijkt te stranden met denkers als Derrida en Lyotard, die respectievelijk menen dat ‘waarheid’ en ‘moraal’ niet bestaan, kiest Ricœur voor een ander traject: het traject van het dankbaar ontvangen van betekenis (als in het symbool), dat op zijn beurt het scheppen van nieuwe betekenis stimuleert (als in de metafoor). Ricœurs dialectische en ethische manier van denken is mij op het lijf geschreven. Dankbaar ontvangen is niet een passieve zaak. Ik moet mijzelf daarvoor vér-plaatsen in een ander persoon, wat heel moeilijk is omdat ik mijn eigen filters buiten werking moet stellen, al is het maar tijdelijk. Maar zodoende laat ik wel een heel nieuwe bewustzijn mijn geest binnenkomen, dat mij wel eens grondig zou kunnen veranderen. En dat is een spannend leerproces, dat mij voorbij mijn oorspronkelijke vooroordelen brengt. Het is zelfs een spiritueel leerproces, want in de spiritualiteit wordt mijn bewegingsruimte oneindig veel groter. Bovendien zal ik door dankbaarheid te integreren in mijn ontvangen van wat de ander te bieden heeft, die ander alleen maar meer stimuleren om met mij te delen wat voor hem of haar waardevol is. Zo schep ik voor de ander de mogelijkheid om te geven en goed te doen. En daarmee kan ik op mijn beurt weer heel veel andere mensen blij maken en gaat de liefde stromen tussen mensen en werelden die eens gescheiden waren.
Ricœurs traject van de reconnaissance houdt de worsteling van afstand en nabijheid levendig. Identificatie met behulp van heldere en onderscheiden ideeën zegt echt iets over de werkelijkheid. Subjectiviteit moet geen zaak zijn van (exploderende) logica maar van ethisch verantwoorde relaties. En dankbaarheid maakt intersubjectiviteit (mijzelf in relatie met de ander) mogelijk. Kortom, ik denk dat de enorme spanning die heerst in de paradoxen van het actuele westerse denken en de westerse cultuur vruchtbaar gemaakt kan worden om de wereld tot een betere plek te maken. Door dankbaar de symbolische rijkdom te ontvangen in de taal en daarmee nieuwe werkelijkheid te scheppen met behulp van levende metaforen, krijgt het eigene een minder absolute status, worden nieuwe interreligieuze en interculturele relaties mogelijk en komt er wellicht een hele nieuwe wereldorde in zicht die zich meer baseert op liefde dan op macht, gaan we ons toe-eigenen wat nu nog oneindig ver lijkt.
Noten
* P. Ricœur, Parcours de la reconnaissance, trois études, Paris, 2004
** J.C. Vaessen, A Quest for Hope, 2005, ook te vinden op de genoemde site van het Fonds Ricoeur
*** P. Ricœur, Histoire et vérité, Paris, 1967, 39
Ik zou het leuk vinden als je op de gedachten in dit essay of in andere essays wilt reageren.