Dankbaarheid, een leerproces (1)
Inleiding
In het onderwijs en de opvoeding worden we altijd geconfronteerd met de tegenstelling tussen afstand en nabijheid. We leren iets nieuws, dat wil zeggen iets dat voorbij de horizon ligt van wat we al weten – afstand. We maken ons dit nieuwe eigen door te leren, het ter harte te nemen – nabijheid. En de ervaring van deze paradox, die het leren eigen is, is de grondvoorwaarde van elke onderwijssituatie. Een ervaring die de hele ontwikkeling van de Joodse, de Christelijke en de Islamitische werkelijkheidsbeleving en de daarmee samenhangende geloofswerkelijkheid heeft begeleid.
Jared Diamond liet zien hoe de mens in kleine familieverbanden vanuit Afrika de wereld in trok en ook het Midden Oosten ging bevolken. We zagen in het bijbelboel Genesis hoe een crisissituatie als de zondvloed heel nieuwe levensomstandigheden schiep en diepe sporen naliet in de hele omringende wereld. Er moest afstand genomen worden van het oude vertrouwde en een nieuwe basis gezocht en gevonden worden. Al door de aartsvaders werden hieraan vergaande consequenties verbonden: verlaat het land van je vaderen, vertrouw op God in nieuwe omstandigheden en heb lief. Dat was de boodschap van Abraham, waarmee Jakob van zijn familie een zorgstructuur maakte à la Nagy, die de basis zou worden voor het latere volk Israël.
Bij Jeremia voltrok zich opnieuw een overgang naar een heel nieuwe situatie, het oude mythologische wereldbeeld, dat Anodea Judith verbindt met chakra 2 (beweging, emotie en seksualiteit) moest plaats maken voor het rationele wereldbeeld van de grote beschavingen, chakra 3 (wil, controle en macht). Het volk Israël werd opgeroepen in deze nieuwe situatie op God te vertrouwen en lief te hebben en niet uit angst terug te vallen op oude ‘zekere, veilige’ patronen. Maar de ‘hemelgodin’ leek toch meer zekerheid te bieden en door terug te vallen op deze schijnzekerheid kwam het volk Israël in de problemen en werd afgevoerd naar Babel. Daar werd opnieuw de hele geschiedenis van Israël nog eens op een rij werd gezet in het boek Deuteronomium, daar openbaarde JHWH de God van Israël zich als liefde, die veel verder reikt dan de bekende oude patronen. Hij gaf zijn volk een nieuwe kans gaf om in het beloofde land een leven te leiden zonder koningsmacht maar vanuit liefde – het thema van Hooglied dat zo belangrijk werd voor Rosenzweig.
Met het Nieuwe Testament kondigt zich een nieuwe verruiming van de horizon aan. Van Howard Gardner kun je leren dat het menselijk brein verschillende soorten inzicht huisvest dat ieder voor zich wordt gevoed door steeds weer een ander zintuig. De voorkeur voor een bepaald zintuig en het er mee corresponderende inzicht is cultureel bepaald en gaat zich vervolgens vastzetten in de genen. Zo wordt de Hebreeuwse voorkeur voor het horen en het taalkundige en muzikale inzicht nu geconfronteerd met de Griekse voorkeur voor het zien, en voor ruimtelijk en wiskundig inzicht. Een nieuwe afstand tot en ook in de beleving en het begrip van de werkelijkheid is een feit en het zal even duren voordat dit is eigen gemaakt. In feite is de hele geschiedenis van het Christendom en het westerse denken – van pre- tot postmodern – een botsing geweest tussen deze verschillende manieren van werkelijkheidsbeleving.
Het overbruggen van de kloof, die er ligt tussen de afstand tot het nieuwe en de nabijheid van de toe-eigening, wordt in onze postmoderne tijd steeds moeilijker, zeker in een postmoderne cultuur waarin het besef van afstand – oneindig groot en klein – exponentieel gegroeid is in de natuur- en geesteswetenschappen tot in het ondraaglijke. Zal afstand exploderen in oneindigheid, zodat we blijven zitten met een solipsisme waarin elk individu z’n eigen werkelijkheid en zelfs universum gaat scheppen, waar elke gemeenschappelijke grond voor waarheid en moraal ontbreekt? In zo’n grenssituatie zal de dialectiek van afstand en nabijheid zijn verdwenen en heeft onderwijs ook geen enkel nut meer, omdat het subject zal zijn opgesloten in z’n eigen gefragmenteerde zelf.
Is er een alternatief voor dit sombere scenario dat de postmodernen ons voorschotelen als de toekomst van de mensheid? Een alternatief waarin de dialectiek van afstand en nabijheid springlevend blijft, nieuw begrip van de werkelijkheid bevordert en de interculturele en interreligieuze relaties verbetert? Ik denk het wel en vind, als het gaat om dit soort vragen, hulp in de filosofie van Paul Ricœur, in de ontwikkelingspsychologie van Howard Gardner en in de chakrapsychologie van Anodea Judith. In dit laatste essay wil ik een blik werpen in de spiritualiteit van het dankbaar ontvangen van nieuwe betekenissen vanuit een onbekende symbolische werkelijkheid, die voorbij de systemen ligt, die mensen met hun metaforen hebben geschapen om grip te krijgen op die werkelijkheid. En daarbij gaat het om een nieuw soort inzicht, waarbij alle zintuigen meedoen en nieuwe relaties met elkaar aangaan. Zodoende zouden we nieuwe werkelijkheid kunnen gaan scheppen, waarin afstand en verschillen – tussen culturen, religies – niet meer bedreigend maar juist verrijkend zullen zijn, zouden we zelfs het tijdperk van de liefde (chakra 4) kunnen instappen.
Noot
(*) Dit essay is een bewerking van een artikel gepubliceerd onder de titel ‘Education, spirituality and the ‘great’ existential questions’ op de internet site van Fonds Ricœur.
Ik zou het leuk vinden als je op de gedachten in dit essay of in andere essays wilt reageren